Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.
Find yourself back in this land, far from the sorrow-full world of the Humans. Live as you please and fight for everything you own, together we will rule this world!
Karakter Leeftijd: 14 Rang: Leerling Partner: You can try to steal my heart... but i warn you, one step wrong and you will die.
Onderwerp: History of Kaiadja za sep 24, 2011 1:24 am
Ik ga maar wat schrijven over Kaiadja, omdat ik me verveel en eigenlijk nog een berg huiswerk naast me heb liggen. Op dit moment ben ik nieuwsgierig naar het verleden van Kaiadja en niet naar mijn huiswerk.
Zie spoiler:
Spoiler:
Kaiadja lag op haar rug in het vochtige mos. Haar kleine armen staken richting de hemel waar de maan te zien was. Ze was simpel in een lap stof gewikkeld en lag half onder de struiken. Misschien was ze net 3 jaar oud. Ze was daar alleen, wist niet waar de anderen waren of waar zij was. Ze bleef met haar helder blauwe ogen naar de lucht staren. Op enkele plaatsen was haar huid rood. Runnen waren met iets in haar huid gekrast, maar ze voelde de pijn niet. ‘Mam…pap?’ fluisterde ze met zachte stem en wist dat ze geen antwoord zou krijgen. Het begon te regenen en al snel was ze doorweekt. Koude rilling liepen over haar lichaam en haar lang geworden haar plakte nat tegen haar gezicht. Ze kroop overeind en hield de lap stof die om haar heen zat goed vast. Met blote voeten liep ze over een modderig pad. Wie was ze? Waarom hadden ze haar achtergelaten? Ze wist helemaal niks meer. Onweer klonk in de verte en flitsen schoten over het land. Na een tijdje lopen zag ze in de verte huizen. Ze bleef staan en staarde naar het dorp. Zo snel als haar kleine benen het aankonden rende ze richting de poort. Ze bonsde met haar kleine vuisten tegen de poort, die na een tijdje openging. Twee mannen bekeken haar en namen haar toen mee naar binnen. Niemand merkte de runnen op, die in haar huid gekerfd waren. Ze werd opgetild en zo droegen ze haar verder het dorp in. De beide mannen stopten bij een huis en bonkten op de deur. Een vrouw met een baby in haar armen deed open en keek Kaiadje rechtaan. ‘Deze stond voor de poort. Zou ze bij jullie kunnen inwonen?’ vroeg een van de mannen met een zware stem. ‘Tuurlijk.’ Zei de vrouw meteen. ‘Arme schat, ze moet het vreselijk koud hebben.’ Ze werd op de grond neergezet en de vrouw pakte haar hand vast. ‘Kom maar lieverd.’ Zei de vrouw zo lief mogelijk en sloot toen de deur. Kaiadja had een verbaasde blik in haar ogen. Dit waren haar ouders niet. ‘Laat die vieze lap stof maar los.’ Zei een man die naast de vrouw kwam staan. Kaiadja schudde nee. Het laatste wat ze nog over had zou ze niet weggeven. ‘Geef dan.’ Zei de vrouw. Kaiadja schudde weer nee en liet de hand van de vrouw los. Ze keken haar beiden aan. ‘Laat het haar dan maar houden.’ Zei de man en liep een andere kamer in. De vrouw had ondertussen de baby weggelegd en keek weer richting Kaiadja. ‘Wat is je naam? Waar kom je vandaan en waar zijn je ouders?’ vroeg ze. ‘Ik weet het niet.’ Antwoordde Kaiadja. De vrouw keek haar stil aan en pakte toen plots de lap stof vast die om Kaiadja was heen gewikkeld. ‘Je moet wat anders aan, dit kan zo niet.’ En ze rukte aan het stof. ‘Nee!’ schreeuwde Kaiadja woedend en trok terug. Plots voelde ze een pets tegen haar wang aan komen. Van schrik liet ze los en bracht haar hand naar de pijnlijke plek waar de vrouw haar had geslagen. Zonder aandacht aan haar te besten liep de vrouw weg met haar lap stof. Ze stond daar naakt in de kleine woonkamer. De meeste kinderen waren gaan huilen, maar dat deed ze niet. Ze gunde het deze mensen niet. De vrouw kwam terug met schone kleren en met tegenzin trok Kaiadja ze aan. ‘Je naam stond op dat lapje stof, Kaiadja.’ Zei de vrouw en keek haar strak aan. Haar vingers gleden over de ingekraste runnen. 'Hoe kom jij daar aan?' vroeg de vrouw. Kaiadja antwoordde niet en wat de vrouw ook probeerde Kaiadja zweeg.
Een vervolg komt nog...
Dankje ^^
Spoiler:
3 jaar later
Kaiadja zat buiten in de brandende zon tegen de stadsmuur aan. Voor haar stond een roos en ze liet hem telkens verwelken en dan weer opbloeien. Haar vingers speelden met het roosje, maar ze glimlachte niet. Ze was er pas achter gekomen dat ze dingen kon die anderen niet konden. Ze wist dat ze niet bij deze mensen hoorde, ze wist het al die tijd. Maar waar kon ze heen? Ze had buiten dit geen huis. Helemaal niemand stond daar op haar te wachten. Ze staarde naar de boomtoppen die boven de muur uitstaken. Of zou iemand haar daar missen? Misschien was er nog iemand. Ze werd ruw uit haar gedachten getrokken toen er een voet op haar handen ging staan en het roosje platstampte. Pijnlijk trok ze haar vingers onder de schoen vandaan en keek op naar de man die voor haar stond. ‘Hoe vaak heb ik het je niet gezegd!’ snauwde de man, die haar zogenaamde vader was. ‘Ik doe toch niks?’ vroeg ze verontwaardigd. ‘Ook nog een grote mond, duivelsding!?’ en ze werd ruw aan haar haar omhoog getrokken. ‘Ik ben geen ding.’ Mompelde ze en kreeg toen een klap in haar gezicht. Alles was mis gegaan vanaf de eerste dag dat ze hier was gekomen. Haar kleren waren nu vuil en niemand gaf meer iets om haar. Huilen had ze al die tijd nog nooit gedaan. Ze liet zich meetrekken en staarde naar haar voeten. ‘Jij blijft de komende tijd binnen. We laten je niet meer naar buiten gaan. Ik verbied je nog iets met magie te doen. Doe je dat wel dan weet je wat er gaat gebeuren.’ Ze gaf geen antwoord en werd letterlijk over de grond naar haar eigen soort van kamer gesleept. Achter zich hoorde ze de deur op slot gaan en ze zuchtte. Langzaam kroop ze overeind en ging op haar bed van stro liggen. Ze zou hier wegkomen. Ze sloot haar ogen en zuchtte.
Even een kort stukje... zit dit namelijk op school te typen XD
Had nog een stukje ergens in mn documenten staan XD
Spoiler:
Rond haar negende levensjaar:
Ineen gedoken zat Kaiadja in de verstikkende warmte van de zon. Stof van het pad waaide telkens in haar ogen als er iemand minachtend voorbij liep. Kaiadja hoestte bij een nieuwe stofvlaag en proefde de smaak van zand en stof in haar mond. Ze stond op en ging op een stukje gras achter de huizen zitten. Haar kleren waren vies en ze stonk. De meesten uit het dorp hadden haar aan haar lot overgelaten. Ze wist dat de familie waar ze bij was gekomen allang niet van haar hielden en ook nooit hadden gedaan. Vaak was ze nu op straat te vinden en een eeuwige honger knaagde in haar pijnlijke maag. Huilen had ze in al die jaren nog steeds niet gedaan. Alles was misgelopen toen ze er achterkwamen dat ze geen mens was. Haar eigen naam had ze al maanden niet meer gehoord. Duivelskind kreeg ze overal te horen en dan sloegen ze haar. Haar bleke huid zat onder de krassen en ontstoken wonden. Ze kreunde zacht en ging op het gras liggen. ‘Daar heb je haar!’ hoorde ze iemand roepen en ze sprong meteen overeind. Een groep oudere jongens liepen op haar af met stokken en stenen. Al snel stonden ze met z’n allen om haar heen en ze bekeek ze stuk voor stuk. ‘We gaan proberen haar aan het huilen te krijgen.’ Hoorde ze een jongen spottend zeggen. Kaiadja bleef stilstaan en sloot haar ogen. Ze zou wraak gaan nemen, dat wist ze zeker. Rond haar voeten ging het gras dood en de eerste stenen vlogen door de lucht. Ze knalden op haar lichaam en enkele raakten haar hoofd. Toen ze merkten dat ze niks zou doen kwamen ze dichterbij en begonnen haar te slaan met stokken. Wat ze ook deden Kaiadja bleef op haar benen staan, terwijl er bloed langs haar gezicht en armen naar beneden droop. Ze bleven doorgaan en waren vastbesloten haar te laten vallen. Het werd haar na een tijdje te veel en met gebogen hoofd stormde ze door de groep heen. Waarom deden ze dat? Wat was er mis met haar? Plots struikelde ze en viel hard op de stenen straat. Ze draaide zich op haar rug om te zien wat haar had laten vallen en keek recht in het gezicht van een van de mensen uit het dorp. ‘Denk je niet dat het tijd is?’ vroeg hij met een grijns. Kaiadja schudde nee en kroop weg van de man. Hij liep rustig achter haar aan tot ze tegen iemand anders aanstootte. Ze grepen haar bij haar armen en trokken haar omhoog. Wild deed ze een aantal pogingen om los te komen, maar kreeg enkel een schop in haar maag. Ze kromp ineen en liet zich meenemen. Haar blik werd wazig en haar hele lichaam deed pijn. Ze was geen mens. Ze zou nooit zo’n vreselijk ding worden als een mens was. Al die jaren van pijn en ellende zou ze hen allemaal gaan terugbetalen als de dag daar was. Ze liet haar hoofd hangen, terwijl de twee mannen haar over straat sleepten. Op het plein drukten ze haar tegen een paal aan en bonden haar vast met dikke touwen, die diep in haar al pijnlijke huid sneden. Ze keek langzaam op en zag het plein al vol mensen staan. Ze wilden haar allemaal zien branden. Al die mensen bleven die middeleeuwse methoden gebruiken en ze liet ze maar van dit moment genieten. Ze zag de monden van de mensen bewegen, maar hoorde er geen geluid uit komen. ‘Wordt eens wakker.’ Fluisterde een scherpe stem, die ze niet goed kon plaatsen. Ze keek rond zich, maar zag niemand die de spreker kon zijn. ‘Pak ze. Je kunt het wel. Je weet dat je het kunt. Pak ze!’ en de stem eindige met een grauw en een dwingende toon. Kaiadja gaf geen antwoord en staarde voor zicht uit. Een man met een fakkel kwam naar haar toegelopen en de stemmen kwamen terug. Joelende mensen stonden overal. Geschreeuw en vreselijke woorden galmden over het plein. Kaiadja kon haar ogen niet van het vuur af houden en voelde hoe haar adem stokte in haar keel.
Post ik nu nog een stukje... Ik doe te veel dingen op het zelfde moment .-. Te veel fantasie in mn kop zitten en kan het niet kwijt... en het punt is dan net dat ik voor dit verhaal juist weer wat extra fantasie nodig heb... die ik nie kan vinden *zucht* Ik ben weer redelijk vaag voor mn gevoel ^^
Spoiler:
Ze kneep haar ogen dicht bang voor wat ze zou gaan voelen. Ze voelde een hand onder haar kin die haar dwong de man aan te kijken. ‘Jij zult branden duivelskind.’ Kaiadja gromde en spuwde recht in het gezicht van de man. Hij liet meteen de fakkel in het hout vallen en de vlammen liepen al etend over het hout naar haar toe. Als ze haar een duivelskind vonden konden ze het krijgen. Ze spande haar spieren en dreef het vuur bij haar weg. Ze wist niet hoe ze het deed, misschien was het uit angst, maar ze had geen keus. Het vuur schoot naar de mensen die het dichtst bij haar stonden en ze liet ze branden. Het gegil van de pijn en ellende galmde door de straten heen. Kaiadja rukte zich los van de paal en keek om zich heen. Ze voelde zich net een roofdier in de val en was bang dat ze haar zouden aanraken. Iemand raakte haar schouder aan en ze draaide zich met een ruk om. Ze stak haar hand naar voren en de gene die haar had vastgehouden stapte schreeuwend achteruit. Kaiadja’s handen gloeiden zwart en ze draaide woedend rond. Alle mensen die ze raakten begonnen te bloeden en verdwenen gewoon. Anderen verbrandde tot as en het geschreeuw rond haar bleef aanhouden. Ze begon nu te rennen richting de poort en zag daar nog 2 wachters staan. ‘WEG!!! LAAT ME ALLEMAAL MET RUST!!!’ gilde ze en de wachters trokken hun zwaarden. Kaiadja stopte en maakte een draaiend gebaar met haar handen. De wachters waren niet meer instaat te bewegen en ze merkte dat ze hun bloed aan het sturen was. Ze liet het bloed stollen en de wachters vielen dood op de straat neer. Ze rende tot aan de poort en wist hem met wat moeite open te krijgen. Ze rende verder over het pad richting het bos, maar ging later van het pad af. Ze rende door het lange gras over de velden heen naar een ander stuk bos en verdween daar in de schaduw. Ze kroop zover mogelijk weg van alles en keek naar haar bibberende handen. Het zwarte was verdwenen en ze drukte haar handen tegen haar aan. Ze had geen idee wat ze gedaan had en wie er tegen haar gesproken had. Het enigste waarvan ze zeker was, was dat ze nu helemaal alleen was. Haar hele lichaam deed zeer en voor het eerst verschenen er tranen in haar blauwe ogen. Ze liepen langzaam over haar wangen en vielen toen in haar schoot. Langzaam viel de nacht in. Kaiadja zat nog steeds op dezelfde plek. Angst liet haar daar zitten, terwijl de kou haar vanbinnen aan begon te tasten. Ze sloot haar ogen en voelde toen een hand op haar schouder. Ze bleef nu stil zitten en bewoog verder niet. ‘Waarom blijf je hier nu zitten?’ vroeg een vriendelijke stem. Ze opende langzaam haar ogen en keek de gene aan die ze hoorde praten. Het wat precies dezelfde stem die tot haar had gesproken toen ze aan de paal werd vastgebonden. ‘Wie bent u?’ vroeg ze zacht. ‘Iemand die jou hier moet weg zien te krijgen.’ Antwoordde de stem. Kaiadja keek recht in het gezicht van een schaduw. Haar verbazing en angst was nu van haar gezicht af te lezen. Ze kon dwars door de schaduw heen kijken, maar voelde toch de hand die op haar schouders lag. Ze zag niet meer dan een schaduw en de vorm van een lichaam. ‘Je kunt geen wraak nemen als je hier zo blijft zitten.’ Zei de schaduw en ze hoorde een zacht gelach. De schaduw liet haar schouder los en stak zijn hand uit. ‘Kom eens mee.’ Sprak de schaduw op een lieve verleidelijke toon. Kaiadja pakte de hand aan en de schaduw trok haar overeind. Ze wilde weten wie deze verlaten schaduw was… of wat het in het echt was geweest. ‘Je denkt te veel na, kaiadja.’ Zei de Schaduw en trok haar mee verder het bos in. ‘Ik ben moe en heb het koud.’ Fluisterde ze zacht, maar de schaduw antwoordde niet. Na een halfuur gelopen te hebben stopten ze aan de rand van een prachtige rivier. ‘Ga je wassen.’ Zei de schaduw en wees toen achter een aantal bomen. ‘Daar staat een huisje. Er liggen kleren binnen en wat te eten.’ De schaduw pakte de handen van Kaiadja vast en leek haar aan te kijken. ‘Wat er ook gaat gebeuren kom niet in het gebied van de vampiers. Volg deze rivier een stukje en trek dan het land weer in. Je komt vanzelf bij een plaats waar je meer van jouw soort hebt zitten, begrepen?” Kaiadja knikte en de schaduw verdween. Ze waste zich en vond inderdaad kleding en eten in het huisje. Ze trok het aan en at het eten gulzig op. Haar blik ging door het huisje en het kwam haar vreemd bekend voor. Ze liep verder door de kamers heen en stof waaide op. Alles zat onder het stof of was gaan rotten. Dingen misten en ruiten zaten er allang niet meer in. Ze bleef bij een boekenkast staan en las de ruggen van de boeken. Ze kon er niet veel uit wijs worden en liep verder. De vloer kraakte gevaarlijk onder haar voeten en haar aandacht was nu gericht op foto’s die aan de muur hingen. Ze strekte haar armen uit naar de foto’s en pakte er een van de muur af. Ze maakte hem met een doek schoon en bekeek de foto. Er stonden een man en een vrouw op. Ze leken gelukkig te zijn en Kaiadja glimlachte. Ze wilde een nieuwe foto pakken, maar schrok toen op van geluiden die uit de keuken leken te komen.
-one thing.. ben niet heel erg tevreden over dit stuk, dus ik zal wachten voor ik verder ga om wat meer tijd er in te kunnen steken-