Met grote passen rende een jong gestalte door de schaduw, zoekend naar een teken van leven. Zijn ogen hadden een vreemde rode kleur, dit kwam alleen maar omdat hij dorst had. Hij hd al een tijdje niet gejaagd, en dus was hij ook sneller geirriteerd. Hij was agressiever dan normaal en had minder zelfcontrole. Gelukkig was er niemand in de buurt die hem dierbaar was, anders had hij min of meer een probleem gehad. Dat had hij al eens meegemaakt, en het resultaat daarvan was dat zijn ouders stierven. Dat was nooit zijn bedoeling geweest, maar hij had zichzelf niet meer kunnen tegenhouden. Op een of andere manier kon hij zich niet herinneren wat er met zijn zusje was gebeurd. Hij had haar niet bij de lijken zien liggen, dus ze moest nog in leven zijn. Hij wist niet waar ze was, maar haar zou hij nooit van zijn leven kwaad willen doen. Hij had altijd veel om zijn familie gegeven, maar hij wilde niet weer iemand pijn doen. Misschien was dit de reden dat hij zich vaak afstandelijk hield van anderen. Zo snel als hij kon rende hij door en bleef staan bij een groepje bomen. Hij wist dat r iemand in de buurt was, maar zijn blik was naar de grond gericht, om zijn rode ogen te verbergen. Hij keek niet op en keerde zijn toeschouwer de rug toe. Zo snel als hij kom liep hij tussen de bomen door en schoot snel een boom in. Vanuit daar keek hij naar beneden, wachtend...